Een ruimte betreden waar  al gebeurtenissen  plaatsvonden, zoals het huis van vrienden of ouders. Daar toont zich een geschiedenis van handelingen, van overwegingen, van verschuivingen, van rechtzetten en omvallen, soms stukvallen, en weer opkrabbelen. In de tijd ontstaat het huis met alle kleine details en rangschikkingen, alles organisch, soms dwangmatig geordend vaak zonder meer vanzelf weer iets ontspoord.  
In NAAR HUIS  is het een zoeken naar die organische vanzelfsprekendheid, de schoonheid en ooghoek-ordening. Veel van onze rituelen en automatismen leveren ongewoon schone momenten en constellaties op
Te beginnen bij de grond, misschien het belangrijkste deel van de kamer , grondbezit, het speelveld, de lijnen die er richting, indeling, veilig, onveilig, besteedbaar en niet betreedbaar  aanduiden. 
In welke deel wil mag ik nog komen, welke vereist gymnastische oefeningen en hoe hield ik met lappen katoen delen van het met wit papier afgedekte grondvlak voetstapspoorvrij, 
In het handelen, de performance van het maken toont zich de twijfel, het beslissen, het onwillekeurig verschuiven , het weghalen en is het uiteindelijke werk een residu van sporen. Geen deel is een op zichzelf staand beeld maar is het resultaat van een eerste opzet of idee dat in de loop van de tijd weer deels verdwijnt, overlapt of weggedrukt wordt door nieuwe overwegingen en part van de ruimte wordt . 
 Een grote mathematische tekening wordt ingevuld met kleine kleurige vlakjes als een mozaïek , het verschonen, of verfraaien van de lijnen is hier misschien  opzet, maar wordt niet afgemaakt want was misschien alleen uiteindelijk comfortabel vanwege het gedachteloos opvullen van vakjes gaat vervelen  en wordt elders springend vervolg in nieuwe hoekige patronen die over de kamer verspreid een  grens of een beweging, een bukken en rechtopstaand of een harmonica naar links en rechts wilde. Lekker bewegen. 
Ergens links hangt een zonnebril, achteloos opgehangen tijdens de werkzaamheden, zwart voor de ogen  werd rechts een  lange zwarte baan die dwarsboomt, de ruimte naar beneden drukt, dat ruimte  laag bij de grond onder onze ooglijn houdt. Maar met de grote  grote verticale lijntekening is alweer fictieve luchtruimte gecreëerd, waarin de lijnen de bewegingen aangeven. 
op een bepaald moment is de ruimte dan verzadigd, deels gefragmenteerd in zichzelf gekeerd , heeft het doordat het telkens dezelfde gebruiker, ik, was die er bewoog en overwoog, een coëxistentie gekregen die als taal stamelend  en lichamelijk steun zoekend, zonder direct verstaanbaar te worden, als ons leven is geworden. Daar hield nieuw doen van de ik op omdat de ik weg wilde.